MercerNieuws Pensioenfondsen maart 2023
01 maart 2023
Voor u ligt onze periodieke nieuwsbrief MercerNieuws Pensioenfondsen.
Wet Toekomst Pensioenen: Actuele status en het maken van berekeningen
Door: Marc Heemskerk
Op 22 december 2022 was het eindelijk zover, na een lange voorbereiding. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel inzake de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) aangenomen, met een opvallend grote meerderheid (93 stemmen voor en 48 stemmen tegen). Het woord is nu aan de Eerste Kamer.
Op 17 januari 2023 vond voor de Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een technische briefing plaats. Tijdens deze briefing is er ingegaan op de onderwerpen contract en nabestaandenpensioen. Op 31 januari 2023 vond een tweede technische briefing plaats waar de volgende onderwerpen aan de orde waren: waarborgen voor een evenwichtige transitie, juridische houdbaarheid en rechtsbescherming en werken zonder pensioenopbouw en implementatie, monitoring en evaluatie.
Op 14 februari 2023 vond een eerste deskundigenbijeenkomst over het wetsvoorstel plaats. De thema's uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en implementatie kwamen daarbij aan bod. Op 21 februari 2023 was de tweede deskundigenbijeenkomst over de thema's rechtmatigheid en effecten van de wet.
Vooralsnog is de verwachting dat ook de Eerste Kamer met de WTP zal instemmen. In onze eerdere nieuwsbrieven hebben wij u ons 10-stappenplan gepresenteerd. U kunt de volledige brochure met ons tien-stappenplan hier downloaden. Hoewel nog geen van onze relaties alle stappen heeft doorlopen, zijn onze klantervaringen tot nu toe zeer positief. Met name onze (onderscheidende) aanpak om niet de berekeningen centraal te stellen, maar deze ondersteunend in te zetten en ook wat later in het traject, werpt zijn vruchten af. In deze nieuwsbrief willen we nader ingaan op het maken van berekeningen.
Vooropgesteld, berekeningen zijn een noodzakelijke onderbouwing van beleidsbeslissingen en in het kader van WTP ook wettelijk verplicht. Maar er moet direct ook immer een kanttekening gemaakt worden: de uitkomst wordt gestuurd door de aannames die gemaakt worden. Een conclusie over enig onderwerp, kan volledig anders uitvallen bij de ene aanname dan bij een andere. Helaas worden, zelfs door beleidsmakers, berekeningsuitkomsten gebruikt en geïnterpreteerd zonder benoeming of kennisneming van deze aannames. Bewust of onbewust laat ik hierbij in het midden. Het is dan ook van het grootste belang dat beredeneerd kan worden waarom de uitkomst luidt zoals gepresenteerd.
Hierna zal ik enige achtergrond geven over de berekeningen die wij momenteel uitvoeren. Deze berekeningen zijn met name gestuurd op de vergelijking van het oude (FTK)-contract versus het nieuwe pensioencontract.
Wijze van berekening, P-set versus Q-set
Bij deze prognoseberekeningen wordt, doorgaans via een scenarioset, berekend hoe bepaalde grootheden zich in de toekomst kunnen ontwikkelen. Het gaat dan om zaken als dekkingsgraad, pensioenresultaat, pensioenuitkering of bijvoorbeeld een kortingskans. De prognosehorizon strekt zich bij ALM-studies doorgaans uit tot 15 jaar, maar kan veel langer zijn. Bij de huidige haalbaarheidstoets en bij de Uniforme Reken Methodiek (URM) is de berekeningshorizon zelfs 60 jaar.
De uitkomsten van dergelijke berekeningen hangen in grote mate af van de veronderstelde rendementen op de beleggingsportefeuille. Risicovol beschouwde categorieën zoals zakelijke waarden hebben een hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden, met hierbij wel een groter neerwaarts risico. Er wordt rekenkundig vanuit gegaan dat het nemen van risico wordt beloond. Bij een langere beleggingshorizon “wint” het extra beleggingsrisico het gemiddeld van het neerwaartse risico. De uitkomst van prognoseberekeningen geeft dan ook doorgaans een positieve boodschap. Dekkingsgraden lopen gemiddeld op, net als toeslagverlening en pensioenresultaten. De genoemde wijze van berekening wordt geduid als berekening op basis van een zogenoemde P-set.
De scenario’s in deze P-set worden voor sommige doeleinden voorgeschreven en gepubliceerd door DNB, zoals bij URM-berekeningen of de haalbaarheidstoets. Pensioenfondsen mogen in andere situaties echter ook een eigen visie hanteren, zoals bij een ALM-studie.
Naast prognoseberekeningen is het ook mogelijk om waarderingsberekeningen te maken. Met dergelijke waarderingsberekeningen kunnen pensioencontracten worden gewaardeerd om ze zo onderling te kunnen vergelijken. Van belang is dan dat er sprake is van een risiconeutrale waardering van het contract. Dit betekent dat de toekomstige beleggingsopbrengsten in het contract feitelijk niet van belang mogen zijn. Een beleggingsmix van 1 miljoen aan zakelijke waarden vertegenwoordigt immers dezelfde waarde als 1 miljoen aan vastrentende waarden. De waarderingsset die hieraan voldoet wordt als de risiconeutrale Q-set aangeduid. Deze Q-set wordt afgeleid van een P-set, maar betreft dus een waarderingset in plaats van een kansset voor prognoseberekeningen. Ook deze Q-set zal periodiek door DNB worden gepubliceerd en is noodzakelijk bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. De bekendste toepassing van deze waarderingset is de vaststelling van het netto profijt.
Nieuwe pensioenstelsel versus huidige pensioenstelsel, prognoseberekeningen
De introductie van het nieuwe pensioenstelsel heeft rekenkundig tot veel enthousiasme geleid. Zoals FNV-voorzitter Tuur Elzinga het verwoordde: “Jong en oud gaan er met de nieuwe pensioenwet op vooruit, we zien dat iedereens pensioenverwachting waarschijnlijk straks bij de overstap op het nieuwe pensioenstelsel omhoog gaat”. Op basis van uitgevoerde prognoseberekeningen (op basis van een P-set) kan deze conclusie inderdaad worden getrokken.
De vraag is uiteraard of op grond van dergelijke berekeningsuitkomsten nu geconcludeerd mag worden dat het nieuwe pensioencontract echt tot betere pensioenuitkomsten leidt.
Logisch beredeneerd komt een rekenkundige verbetering merkwaardig voor. Als er in beide stelsels evenveel premie wordt ingelegd, collectief hetzelfde wordt belegd (al is dit individueel leeftijdsafhankelijk onder het nieuwe pensioenstelsel) en hiermee hetzelfde beleggingsrendement wordt behaald, dan is er evenveel te verdelen onder beide pensioenstelsels. En aangezien alle opbrengsten uiteindelijk bij de deelnemers terecht komen, zou collectief hetzelfde pensioen moeten resulteren. Maar hier zit nu de crux van de uitgevoerde berekeningen: er wordt niet hetzelfde uitgedeeld in beide contracten.
Bij het FTK-contract is de indexatie (fiscaal) gemaximeerd en worden er buffers gevormd van beleggingsoverschotten. En aan deze buffers wordt in de grootheden geen enkele waarde toegerekend. Gegeven dat we met een P-set rekenen, loopt deze waarde behoorlijk op in de tijd. Maar hoe realistisch is deze uitkomst nu? Zou er bij een dekkingsgraad van zeg 400% in het FTK-contract nog steeds dezelfde premie worden betaald, zoals verondersteld in de berekeningen? En zou er dan geen extra toeslagverlening worden gegeven?Of zou er wellicht een belasting worden ingevoerd voor afroming van deze dekkingsgraad, zoals in de vorige eeuw ook dreigde?
Naar mijn oordeel is de modelmatige uitkomst van dit soort berekeningen dan ook volstrekt irrealistisch en is een uitspraak dat eenieder erop vooruit gaat een verkeerde motivatie om over te gaan naar het nieuwe pensioenstelsel.
Ook voor uw pensioenfonds worden wellicht (straks) berekeningen gemaakt. De boodschap die ik u vandaag wil meegeven: zorg dat u duiding kunt geven aan de uitkomsten en deze uitkomsten kunt verklaren. Berekeningen met een P-set kunnen leiden tot onderschatting van risico’s en te optimistische weergaven. In de volgende nieuwsbrief zal ik nader ingaan op berekeningen via een Q-set.
Stand van zaken met betrekking tot een drietal pensioenonderwerpen
Door: Pavel der Kinderen
Minister Schouten van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft op 6 februari 2023 de stand van zaken met betrekking tot een drietal pensioenonderwerpen met de Tweede Kamer gedeeld. Het betreft het Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding, de Wet waardeoverdracht klein pensioen en de evaluatie Wet algemeen pensioenfonds. Onderstaand gaan wij nader op deze drie onderwerpen in.
-
Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2022
Bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen (WTP) in de Tweede Kamer is aangegeven dat er samenhang is tussen de WTP en de Wet pensioenverdeling bij scheiding (Wps). De regering is derhalve voornemens om de inwerkingtreding van de Wps uit te stellen naar 1 januari 2027.
De Minister geeft aan dat de regering bij nota van wijziging met overbruggingsmaatregelen zal komen zodat de verdeling van pensioen bij scheiding voor die datum al wel in de geest van het wetsvoorstel kan plaatsvinden.
De nota van wijziging bij de Wps wordt naar verwachting na de zomer 2023 naar de Tweede Kamer gestuurd. Eventuele wijzigingen die voortvloeien uit de WTP worden dan ook gelijk meegenomen in deze nota van wijziging.
-
Wet waardeoverdracht klein pensioen
Minister Schouten heeft gesprekken gevoerd met pensioenuitvoerders om aandacht te vragen voor communicatie met betrekking tot de afkoop van kleine pensioenen en de consequenties daarvan voor deelnemers. Tevens is de Minister bij de Belastingdienst nagegaan in hoeverre hun dienstverlening voldoende is voorbereid op deze wetgeving.
Indien het opgebouwde pensioen van een gewezen deelnemer in aanmerking komt voor afkoop, wordt deze door de pensioenuitvoerder gewezen op de consequenties die dit kan hebben voor toeslagen, belastingen of andere uitkeringen. De dienstverlening van de Belastingdienst is voldoende geëquipeerd op vragen over de gevolgen van afkoop klein pensioen.
De Minister concludeert dat de pensioenuitvoerders en de Belastingdienst voldoende zijn voorbereid.
-
Evaluatie Wet algemeen pensioenfonds
Op 20 juni 2022 heeft Minister Schouten de Tweede Kamer op hoofdlijnen geïnformeerd over de inhoud van het evaluatierapport inzake de Wet algemeen pensioenfonds. In het rapport is onderzocht in hoeverre de doelstellingen die in het wetgevingstraject rond de introductie van het Algemeen pensioenfonds zijn geformuleerd, ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd.
In haar brief van 20 juni 2022 heeft zij aangegeven dat er een nadere beleidsreactie rond de zomer van 2022 zou volgen. Door de intensieve behandeling van de WTP is dit haar echter niet gelukt. Zij verwacht in het voorjaar van 2023 de nadere beleidsreactie aan de Tweede kamer te kunnen sturen.
Vrijstellingsregeling in de Staatscourant gepubliceerd
Door: Pavel der Kinderen
In onze vorige nieuwsbrief berichtten wij u dat Minister Schouten op 23 december 2022 een brief aan de Tweede Kamer heeft gestuurd waarin zij aankondigt de indexatie-AMvB en de vrijstellingsregeling te verlengen naar 2023. Inmiddels is op 16 februari 2023 in de Staatscourant het besluit tot verlenging van de vrijstellingsregeling gepubliceerd.
Deze regeling ziet op vrijstelling van de termijnen om te voldoen aan het vereist eigen vermogen en het aantal meetmomenten om te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Dit betekent dat pensioenfondsen minder snel kortingen hoeven toe te passen.
Ook hier gelden bij de verlenging dezelfde voorwaarden als voorgaande jaren, waaronder de eis dat pensioenfondsen minimaal een dekkingsgraad van 90% moeten hebben. Het pensioenfonds dient o.a. te onderbouwen waarom het gebruik in het belang is van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. Voorts moet het pensioenfonds voornemens zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten in te varen in de nieuwe pensioenregeling.
Reden voor de Minister om, na overleg met DNB, de vrijstellingsregeling te verlengen is de impact van de oorlog in Oekraïne, hetgeen zij ziet als een uitzonderlijke economische situatie.
De indexatie-AMvB wordt overigens naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023 in het Staasblad gepubliceerd.
Global Investment Research
Business Leader Pensioenfondsen