MercerNieuws Pensioenfondsen Maart 2024
15 maart 2024
Voor u ligt onze periodieke nieuwsbrief MercerNieuws Pensioenfondsen.
Met deze nieuwsbrief houden wij u op de hoogte van pensioenactualiteiten, ontwikkelingen in pensioenland en onze dienstverlening aan pensioenfondsen daaromtrent. De nieuwsbrief bevat korte berichten over de ontwikkelingen rondom het Pensioenakkoord, juridische updates en actuariële en beleggingen-gerelateerde onderwerpen. Uiteraard lichten wij deze nieuwsbrief ook graag nader aan u toe, bijvoorbeeld tijdens uw bestuursvergaderingen.
Met vriendelijke groet,
Hanneke Hofmans
Business Leader Pensioenfondsen
Wet toekomst pensioenen: Renteafdekking onder de nieuwe pensioencontracten
Door: Marc Heemskerk
De eerste pensioenfondsen zijn inmiddels druk bezig met vormgeving van het beleggingsbeleid onder de Wet toekomst pensioenen (WTP). Het gaat dan bij de solidaire premieregeling specifiek om het aandeel zakelijke waarden voor het creëren van overrendement en de renteafdekking voor vormgeving van het beschermingsrendement. Bij de flexibele premieregeling wordt niet specifiek van overrendement en beschermingsrendement gesproken, maar ligt in feite hetzelfde vraagstuk voor. Hoeveel wordt per leeftijd belegd in zakelijke waarden en in welke mate wordt het renterisico afgedekt?
In de volgende figuur is een mogelijke invulling getoond:
In deze nieuwsbrief gaan we specifiek in op de renteafdekking. Op dit moment is dit nog “pionieren” voor pensioenfondsen, met name door de komst van de solidaire premieregeling.
Voor de flexibele premieregeling wordt vooral gekeken naar de huidige DC-markt. Hier start doorgaans de afdekking niet vóór leeftijd 45 à 50 om vervolgens op te lopen naar 80% tot 100% op de pensioendatum. Voor de solidaire regeling is het vraagstuk complexer. Vanwege het collectieve karakter is renteafdekking hier eenvoudiger vorm te geven, wat hiermee voor elke leeftijd de vraag oproept in welke mate de rente afgedekt zou moeten worden.
De invulling vanaf de pensioendatum is relatief eenvoudig. Vanwege de gewenste uitkeringsstabiliteit zal een hoge mate van afdekking gewenst zijn, in de praktijk lopend van 70% tot 100% op pensioendatum. Het lagere percentage van 70% biedt een wat hogere mate van inflatiebescherming bij sterk stijgende inflatie zoals 2022. Ingewikkelder is de afdekking op jongere leeftijd. Het is verleidelijk om rekenkundige onderzoeken te laten verrichten, maar een eenduidig antwoord op de afdekkingsvraag zullen die niet geven. De input bepaalt de output. In een dalende renteomgeving wordt afdekking beloond, in een stijgende renteomgeving niet.
Om toch tot een invulling te komen is het naar ons oordeel zinvoller om “beliefs” te formuleren. Vragen hierbij zijn onder andere:
- Blijft u zich richten op de verwachte pensioenuitkering en stabiliteit hiervan of hecht u, met name op jonge leeftijd, meer waarde aan het pensioenkapitaal (en stabilisering hiervan)?
- Heeft u een rentevisie? Bent u van oordeel dat renteafdekking hiermee kan lonen?
Antwoorden op deze vragen kunnen u verder helpen bij dit complexe vraagstuk. Uiteraard helpen wij u graag uw beleid ook op dit punt vorm te geven.
Waardeoverdracht pensioen bij emigratie
Door: Pavel der Kinderen
De Europese Commissie heeft het Europese Hof van Justitie gevraagd of de Nederlandse (fiscale) regels met betrekking tot een internationale waardeoverdracht van pensioen, houdbaar zijn onder EU-recht.
Deze fiscale regels maken het praktisch gezien onmogelijk voor een werknemer die een baan aanneemt in het buitenland om zijn reeds opgebouwde pensioen in Nederland mee te nemen naar dat andere land. Immers, de Nederlandse fiscale regels bepalen in die situatie dat het pensioen (fictief) geacht wordt in Nederland te zijn afgekocht - en dus belast - tenzij de buitenlandse verzekeraar of werknemer zekerheid stelt of zich garant stelt voor de betaling van de in Nederland verschuldigde belasting bij een eventuele daadwerkelijke afkoop.
Het Europese Hof van Justitie stelt nu dat de (strikte) Nederlandse fiscale regels voor het overdragen van opgebouwd pensioenvermogen in Nederland naar het buitenland (binnen de EU) in strijd zijn met EU-recht.
Een werknemer die besluit een dienstbetrekking in een andere EU-lidstaat te aanvaarden en de waarde van zijn pensioenaanspraken daarnaar over te dragen, wordt in de praktijk fiscaal ongunstiger behandeld dan een werknemer die in Nederland blijft wonen en binnen Nederland zijn pensioen overdraagt.
Dit verschil in behandeling kan werknemers dan ook beletten of ontmoedigen om hun lidstaat van herkomst te verlaten om een dienstbetrekking in een andere lidstaat te aanvaarden en de waarde van hun pensioenaanspraken daarnaar over te dragen.
Nederland zal de regels inzake waardeoverdrachten dus op korte termijn moeten aanpassen, althans voorzover het gaat om waardeoverdrachten naar andere lidstaten. Met betrekking tot derde landen kunnen de regels blijven zoals ze zijn.
Hoge Raad: Wettelijke verplichting om buffervermogen aan te houden niet i.s.m. IORP II
Door: Pavel der Kinderen
Op 9 februari 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verplichting die de Nederlandse Pensioenwet aan pensioenfondsen oplegt om bij wijze van een buffer een eigen vermogen van een bepaalde omvang aan te houden, niet in strijd is met het Europees recht.
Stichting Pensioenbehoud en KBO-Brabant hadden een procedure aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. Zij beweerden dat de door de Pensioenwet aan pensioenfondsen opgelegde verplichting om buffers aan te houden, waardoor pensioenfondsen niet kunnen indexeren, in strijd is met de IORP II richtlijn. Gepensioneerden hebben daardoor vermogensschade geleden. De Staat is gehouden tot vergoeding van deze schade, aldus de ouderenorganisaties.
Het gaat in deze procedure specifiek om artikel 15, eerste lid, IORP II, dat een bepaald eigen vermogen voorschrijft bij het verzekeren van biometrische risico’s. Volgens de ouderenorganisaties geldt deze kapitaalseis niet voor Nederlandse pensioenfondsen omdat die geen biometrische risico’s zouden verzekeren, onder andere omdat de deelnemers en de gepensioneerden, en niet de pensioenfondsen, de economische risico’s dragen.
De advocaat-generaal bij de Hoge Raad betoogt echter dat er wel degelijk sprake is van verzekeren. Bovendien voorziet IORP II in minimumharmonisatie. De Staat mag verdergaande maatregelen nemen op het gebied van het door pensioenfondsen aan te houden eigen vermogen.
In navolging van rechtbank Den Haag, Hof Den Haag en de advocaat-generaal oordeelt ook de Hoge Raad dat de bepalingen in de Pensioenwet geen strijd opleveren met de IORP II richtlijn. Voorts acht de Hoge Raad het niet nodig om hier prejudiciële vragen over te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Business Leader Pensioenfondsen